Het bevechten van rust en ruimte.


Weer thuis

Thuis
Op woensdag 24 maart om ongeveer 18.30 uur ben ik weer thuis uit het ziekenhuis. Twee dagen nadat mijn baarmoeder en eierstokken zijn verwijderd. Ik heb een briefje meegekregen met leefregels en adviezen voor thuis voor de komende 6 weken. 
In de reisrolstoel van Wim rijdt dochter Marieke me van de auto naar de woonkamer. Ik begrijp nu waarom Wim er zo'n hekel aan heeft als ik hem onvoorzichtig over hobbels in de weg duw. Ik ben blij als ik me op de bank in de woonkamer kan settelen. Marieke brengt de tas met mijn spullen naar boven terwijl ik vrienden en bekenden app dat ik weer thuis ben. Wim is blij me weer te zien en zijn zoon Sybren zet een kopje thee voor me. Ik ben vooral moe en benieuwd hoe ik zou kunnen slapen in het logeerbed. Ik heb behoefte aan stilte, rust, helemaal niets om me heen.

In het ziekenhuis was ik die ochtend van de 'wat heerlijk dat er voor me gezorgd wordt stand' in de 'vechtstand' terecht gekomen. Ik heb mezelf nog nooit zo assertief meegemaakt. Ik had zo'n behoefte aan rust en bijkomen, dat ik daar erg hard voor bleek te kunnen knokken. In het ziekenhuis leverde dat niet op wat ik wenste. Ik mocht niet nog een nachtje blijven want ik was medisch technisch gezien goed voor vertrek. Nu dus thuis die stilte en rust zien te krijgen. Gelukkig bleef Sybren nog de rest van de week om in ieder geval 'nachts het ademapparaat van Wim te bedienen en Wim zijn sondevoeding te geven. Ik hoefde dus niet naast het geluid van dat ademapparaat te slapen. 

Rust


Om 21 uur trek ik me terug op de logeerkamer. De trap op lopen valt me mee. Een beetje voorovergebogen als een 'oud vrouwtje' gaat dat best. Met een extra dekbed gevouwen als ruggesteun creëer ik me een slaapplek. Op mijn zij kan ik nog niet liggen. Ik neem twee Paracetamol tabletten tegen de pijn. Zo'n buikwond voel je zowel van buiten trekken als van binnen. Mijn darmen zijn ook nog niet helemaal rustig. In bed lig ik nog een beetje te appen. Lieve reacties van iedereen, vele harten onder de riem. Mensen die aanbieden om een pannetje soep of een maaltje te komen brengen. Dat doet me goed.

Ik slaap matig, wel genietend van de rust. Ik merk dat ik behoefte heb aan een eigen wereldje, even los van de rest. De volgende ochtend ontbijt ik in alle rust aan de keukentafel en trek me om 10 uur weer terug in bed. Ik slaap niet echt, maar duttel wat. In de richtlijn van het ziekenhuis staat tenslotte voor de eerste week: 'Gun u zelf voldoende rust. Geen huishoudelijk werk en tillen tot 2 kg'. Eens zien hoe lang ik dit volhoud. 

Ik lunch beneden, loop een beetje door het huis, maar ik irriteer me aan elke vraag van Wim en alle radio- en TV-geluid. Halverwege de middag trek ik me weer terug. 's Avonds eet ik een heerlijk maaltje door de buren gebracht. Pasta met garnalen. Dat smaakt me goed. Ik heb ook nog soep en quiche met zalm. De post brengt vele kaarten en ondertussen stromen ook de bloemen binnen. Het ontroert me zoveel lieve mensen om me heen te weten. Wat zijn we blij dat onze verhuisplannen niet door zijn gegaan. Dan hadden we nu in een vreemde omgeving gezeten, midden in de verhuistroep. 

Frisse lucht!

Zuurstof!
Op vrijdag gaat het iets beter. Ik loop voorzichtig een rondje rondom het huis. Ik heb erge behoefte aan
frisse lucht. En opeens besef ik me dat ik nog steeds enigszins voorover gebogen loop. Ik recht mijn rug, haal diep adem, strek mijn armen in de lucht. Whow! Ik voel opeens mijn benen tintelen. Alsof de zuurstof er doorheen borrelt. Ik ervaar opeens wat frisse lucht en goed ademhalen doet. Ik knap er helemaal van op. Het geeft me energie. Ik blijf rechtop lopen en neem me voor om vanaf nu mijn dagelijkse ademhalingsoefeningen in de ochtend weer te doen. 

Op zaterdag komt Marieke. Ik vraag haar of ze even wil stofzuigen, de was doen en de bedden wil verschonen. Die avond wil ik weer in mijn eigen bed naast Wim gaan slapen. Ik kan alweer een beetje draaien en half op mijn zij liggen. Omdat het nog een beetje lastig is om Wim te helpen van de trap naar het bed, helpt Sybren daar nog een keertje mee. Vanaf zondag hopen we ons weer samen te kunnen redden.

Zondag pakt Sybren al zijn spullen bij elkaar en is het huis weer voor ons alleen. Dat geeft ook weer rust, ook al valt er een hulp weg. Ik geef Wim weer zijn sondevoeding, help hem naar bed en slaap weer naast een blazend ademapparaat. Het valt me niet tegen. 

Alweer boos

Op maandag komt de tuinman. Die komt twee keer per jaar voor het grote werk. Deze keer vraag ik hem ook of hij het gras in de voortuin even wil maaien. Dat is nog niet gemaaid na de winter en ziet er uit als een weiland. Meestal help ik hem een handje in de tuin. Deze keer geniet ik vanaf de bank hoe de boel opknapt. Ik vind het heerlijk. De pijn weerhoudt me ervan om veel te bewegen. Volgens de richtlijnen mag ik in week twee licht huishoudelijk werk doen. Ik ruim wat op, geef de bloemen water en stof de vensterbanken. De buurvrouw komt de boodschappen brengen! Veel geluid kan ik nog niet verdragen. Ik ben altijd wel een beetje gevoelig voor herrie, maar nu is het extreem. 

Als Wim de volgende ochtend in bed de radio aandoet terwijl ik nog slaap, ontplof ik. Ik noem hem egoïstisch omdat hij geen rekening met me houdt. Ik ben de hele ochtend boos. Dat is niets voor mij, ik ben het meestal snel weer vergeten, maar nu blijf ik maar doorgaan. Om alles kan ik huilen. Ook andere kleinigheden waar ik me normaal niet druk om maak. Ik gooi Wim voor de voeten dat ik weg wil en dat hij het maar uit moet zoeken in zijn eentje. Ik heb behoefte om alleen maar voor mezelf te hoeven zorgen en verder niet te worden lastiggevallen. Ik wil een huisje huren aan de zee! 

Maar goed, de bui drijft weer over en als ik na het middagdutje weer beneden kom staat er een fantastische doos vol fruit tussen de bloemen op de keukentafel. Wat een verrassing, maar ook wat heerlijk! Ik snoep van de druiven en maak een fruitsalade. Eet beschuitjes met verse aardbeien. Wat een verwennerij. Precies wat ik nodig heb op dat moment!

De volgende dag zit ik heerlijk in de zon met een vriendin te genieten van de koffie. Ik vertel haar hoe boos ik steeds ben omdat Wim van alles vraagt, alsof er niets met me is. Ik begrijp dat het voor hem ook lastig is dat ik niet alles kan, maar ik wil graag dat hij er ook zelf een beetje rekening mee houdt en dat ik niet alles hoef te bevechten. Ze vraagt me of het ook iets met zijn gevoel van onvermogen om me te helpen heeft te doen. 

Ruimte

Die middag heb ik het er over met Wim. Hij geeft aan dat hij het ook lastig vindt dat hij zo weinig voor me kan doen. Hij voelt zich een beetje machteloos. Ik vraag hem of hij dan in ieder geval wil kijken wat hij voor zichzelf wel kan doen of regelen, zonder meteen een beroep op mij te doen. We geven elkaar een dikke knuffel en vanaf dat moment is de lucht geklaard. Ik hoef niet meer weg!

Nu alle boosheid uit me lijkt te zijn verdwenen, kan ik zien hoe nodig het misschien ook wel is geweest dat ze me in het ziekenhuis in de 'vechtstand' hebben gekregen. Ik wilde rust, stilte en geen gedoe. Het is logisch dat een ziekenhuis daar niet (meer) voor is. Mijn moeder lag 40 jaar geleden na de verwijdering van haar baarmoeder, wekenlang in het ziekenhuis. "Gelukkig gaat dat tegenwoordig allemaal heel anders" zegt ze. "Misschien waren ze toen ook wel een beetje te betuttelend." Ik had die assertiviteit misschien wel nodig om thuis die rust en ruimte voor mezelf te bevechten. We hebben daar nu in ieder geval weer een goede balans in gevonden voor verder herstel.

Wordt vervolgd





Reacties